Op initiatief van de VEO zijn praktijktesten uitgevoerd naar de effectiviteit van beschermende materialen en constructies die worden gebruikt bij het opsporen van CE. Hieronder een samenvatting van de aanleiding, doelstelling en uitkomsten van dit onderzoek.
In opdracht van VEO heeft Deltares een rekenvoorschrift ontwikkeld voor het bepalen van de maximale indringingsdiepte van CE. Het gaat om een verdere uitwerking van de rekenmethode die is opgesteld voor het onderzoek Vliegkamp Valkenburg in opdracht van de gemeente Katwijk.
De VEO leden wensen zich door het lidmaatschap van de vereniging te onderscheiden op professionaliteit, deskundigheid en integriteit. Om daaraan concreet invulling te geven is door de ledenvergadering een Gedragscode en Geschillenregeling OCE vastgesteld.
De eindversie van de methode PRA is vervolgens in november 2013 aangeboden aan het Centraal College van Deskundigen OCE (CCvD-OCE). Aan het CCvD-OCE is verzocht om de methode voor de PRA op te nemen in het WSCS-OCE.
In 2012 is op initiatief van de VEO de methode voor het uitvoeren van de Projectgebonden Risicoanalyse (PRA) beschreven. De PRA omvat de “risicoanalyse voor het toekomstige gebruik van het verdachte gebied” (zie paragraaf 6.5.3 van het WSCS-OCE).
Een overleggroep bestaande uit de gemeenten Rotterdam en Zwolle, Prorail, EODD en VEO pleiten voor wetenschappelijk onderzoek naar de aanvaardbaarheid van trillingen in CE verdacht gebied.
VEO heeft in een notitie aan het werkveld het vraagstuk voorgelegd over welk trillingsniveau binnen CE verdacht gebied aanvaardbaar is, in relatie tot het risico van het ongewenst tot werking komen van CE.
In het rapport “Analyse en advies met betrekking tot potentiële WOII blindgangers in de Zwolse wijk Holtenbroek” [Kroon & Van Ham, 2012] wordt een beschouwing ten aanzien van de relatie tussen grondtrillingen, UXO (UneXploded Ordnance) en veiligheidsafstanden gegeven. In dit memorandum wordt beschreven waarom vooralsnog een 50 meter veiligheidsafstand tussen heistelling en UXO wordt geadviseerd.